Vraag aan het begin de naam en leeftijd.
Vraag ook hoe je de naam moet schrijven.
Vraag waar hij of zij woonde aan het einde van de oorlog.
Dat zijn makkelijke vragen om te beginnen.
Sommige mensen vertellen makkelijk, als ze eenmaal op de praatstoel zitten moet je ze soms zelfs een beetje afremmen. Heel soms moet je je vraag opnieuw stellen, omdat ze zoveel vertellen, dat het antwoord onduidelijk is.
Andere mensen vertellen niet zo makkelijk en zeggen alleen maar ’ja’ of ‘nee’. Dan kun je het beste vervolgvragen stellen, bijvoorbeeld: “waarom was dat zo?” of “wat vond u daarvan?”.
Vervolgvragen zijn trouwens altijd goed om te stellen, ook bij praatgrage mensen. Het geeft ook aan dat je goed naar de spreker luistert.
‘Gesloten’ en ‘open’ vragen
Als je vraagt: “Was u bang?” is dat een GESLOTEN VRAAG:
het antwoord is dan misschien alleen maar “JA.” of “NEE”, meer niet.
Als je vraagt: “Hoe voelde u zich?” is dat een OPEN VRAAG,
zo’n vraag nodigt uit om te vertellen.
Open vragen beginnen vaak met HOE, WAAROM of WAT